DE ZINK

  • De zink (ook wel cornetto genoemd) is een blaasinstrument dat zijn glorietijd beleefde tijdens de renaissance (en ook nog in de vroege Barok, bijvoorbeeld in de muziek van Claudio Monteverdi), maar dat vervolgens in onbruik raakte.
  • Zink wordt als een aanduiding voor een orgel register gebruikt, ook tegenwoordig nog. Het is een hoog (2') tongwerk.
  • Het instrument werd meestal van hout gemaakt, hoewel er inmiddels ook veel kunststoffen zinken bestaan en er enkele ivoren exemplaren bewaard zijn gebleven. Het instrument wordt aangeblazen als een trompet (door middel van lipspanning) en heeft zes vingergaten en een duimgat waarmee het kan worden bespeeld als een blokfluit. Vanwege de manier van aanblazen wordt de zink ondergebracht onder de koperblazers.
  • Een zink is licht conisch en meestal licht gekromd. Hij komt voor in verschillende formaten en stemmingen, waarvan die in G de gebruikelijkste is. Daarnaast bestaan de tenorzink (een enigszins S-vormig instrument), die verdrongen werd door de waldhoorn, en de baszink (sterk S-vormig), die de voorloper was van de serpent.
  • De zink heeft een relatief groot bereik en zinkenisten konden door de blokfluit-achtige speelwijze een grote virtuositeit tentoonspreiden. Op trompetten ging dat destijds nog niet, omdat de ventieltechniek nog niet was uitgevonden. Een ander voordeel boven de trompet was het feit dat zinkenisten niet aan gilden gebonden waren. Het instrument had een hoge status, maar moest als solo-instrument sinds de baroktijd het onderspit delven tegen de viool.

  • De zink is een blaasinstrument uit de Renaissance. Het instrument draagt in Nederland, België en Duitsland deze van oorsprong Duitse naam, maar wordt in andere landen ( Frankrijk, Engeland, Italië) cornet à bouquin, cornett of genoemd, hetgeen "hoorntje" betekent en verwijst naar de oorsprong van het instrument. De zink wordt van hout gemaakt, met leer overtrokken, heeft 6 vingergaten en een duimgat. Bijzonder is de verwantschap met koperen blaasinstrumenten door de manier van toonvorming: dit gebeurt namelijk op dezelfde manier, namelijk door middel van een klein ketelvormig mondstuk waartegen de lippen vibreren en zo de luchtkolom in beweging brengen.
  • Er zijn drie belangrijke afmetingen van het instrument:
  1.  de kleine hoge cornettino,
  2. de sopraanzink
        • de gebogen zink,
        • de rechte en de zogenaamde
        • "stille" zink.
    1. De gebogen zink is de meest voorkomende vorm. Het instrument is ongeveer 60 centimeter lang en werd gemaakt van één stuk hout, dat gesneden werd in de gebogen vorm, daarna werd gespleten om het conisch te kunnen uitboren. Daarna werden de delen weer aan elkaar gelijmd, kreeg het aan de buitenkant het karakteristieke achthoekige profiel en werd met leer overtrokken.
    2. De rechte zink werd niet overtrokken met leer, en werd meestal gemaakt van palmhout. Ook dit instrument was aan de binnenkant conisch. Van deze zinken zijn er niet veel overgebleven, waardoor we denken dat het instrument minder populair was dan de gebogen zink.3
    3. Tot slot was er de "stille" zink (Duits: "stiller Zink"; Italiaans: ""cornetto muto"). In deze, tevens rechte, zink werd het mondstuk in het instrument zelf gesneden, in tegenstelling tot de eerder genoemde zinken waarop losse mondstukken van hout of ivoor werden gezet. Dit in de buis van het instrument overgaande ingesneden mondstuk zorgde voor een zachter, heser geluid. Hoogtij voor de zink was de periode van 1550-1650 waarin het met zijn flexibiliteit virtuoze passages met uitgewerkte versieringen glans gaf aan de polyfonie van die tijd.
  3. de tenorzink.
    • Het instrument speelde vanaf de Middeleeuwen tot de barok een belangrijke rol bij koormuziek, waar het prachtig mengde met vroege trombones (sackbuts) en orgel. Daarna raakte het in onbruik, hoewel Händel en Gluck in de eerste helft van de 18de eeuw het instrument nog voorschreven in enkele partituren. De basuitvoering van de zinkfamilie heeft door zijn uiterlijk een aparte naam: de serpent ofwel slang. Dit instrument werd tot in de 19de eeuw gebruikt in symfonie-orkesten.

    Met de opkomst van de authentieke uitvoeringspraktijk in de tweede helft van de 20ste eeuw, kwam het instrument opnieuw in de belangstelling. Christopher Monk deed hiervoor in Engeland baanbrekend onderzoek en begon zinken te bouwen. (Bron: Grove Music Online (GMO))