1.Gezichtsspieren

1. De gezicht- en mondkringspieren Bij het correct bespelen van de trompet zijn bijna alle spieren actief, in gezicht maar vooral in de mondstreek. De belangrijkste spierbundels zijn

  1. de mondkringspier (M. orbicularis oris),
  2. de lachspier (M. risorius) en
  3. de trompetspier (M. buccinator).

1 De mondkringspier heeft als voornaamste functie het openen en sluiten van de mond en wordt hierbij ondersteunt door bijna alle omliggende spieren. Het tuiten van de lippen gebeurt door deze spier. Bij het spelen op een trompet spant hij zich aan en kan invloed uitoefenen op het gaatje wat ontstaat bij het doorlaten van de lucht tijdens het spelen. Dit maakt het de belangrijkste spiergroep.

2 De lachspier kan de mond tot een spleet vormen, bij het spelen van hoge passages wordt hij actief.

3 De trompetspier ligt onder de lachspier en kan de mondhoeken naar buiten trekken en de wangen tegen de kiezen aandrukken

 

Het zogenaamde pucker- embouchure wordt verkregen door de mondkringspier en op zijn plaats gehouden door de trompetspier.

Het zogenaamde smile- embouchure word verkregen door de lachspier en ook op zijn plaats gehouden door de trompetspier. Uiteraard zijn er meer spiergroepen actief, zoals

  • de wangkauwspier,
  • de kleine en grote jukbeenspier,
  • de kinspier,
  • de mondhoekomlaagtrekker,
  • de bovenlipheffer en
  • de bovenlip en
  • neusvleugelheffer.

Deze spiergroepen ondersteunen bij het trompetspelen de drie voornaamste al genoemde spiergroepen.

Een goed embouchure vereist een goede samenwerking van alle gezichtsspieren maar je kan stellen dat het een combinatie moet zijn van een pucker- (mondkringspier) en een smile- (lachspier) embouchure, wat vastgezet en gecontroleerd wordt door de trompetspier.

Maak jouw eigen website met JouwWeb