4. Lippen

De lippen 

Het geluid wordt gemaakt door de lipflappen. Wanneer de lucht, uit het lichaam, door het instrument wordt geblazen dan botst het tegen de lipflappen aan. Deze lipflappen staan, door de mondkring-,lach- en trompetspier, onder spanning. De lucht word erdoor gelaten maar de lipflappen sluiten meteen weer af. Het proces herhaalt zich in een razend tempo en daardoor wordt de lucht zodra het het instrument binnen komt in trilling gebracht. In het instrument ontstaat een resonantie en dan is er het geluid.

De lipflappen functioneren dus als het riet op een saxofoon. De ruimte tussen de lipflappen waardoor de lucht naar buiten komt, noemen we de amplitude.

De amplitude en de lipflappen zijn samen verantwoordelijk voor de toonkwaliteit.

  • Het is de bedoeling dat een klein gedeelte van de onderste helft van de bovenlip, een klein stukje onder de bovenste rij voortanden uitsteekt en een heel klein beetje naar binnen gerold wordt. Deze komt dan precies in de baan van de luchtstroom en zal daardoor controleerbaar gaan uitslaan. Wanneer er een te groot gedeelte van de bovenlip uitsteekt dan zal deze de luchtstroom blokkeren, de uitslag van de lip wordt dan oncontroleerbaar groot en de flexibiliteit verdwijnt.

 

Bij het bespelen van het hoge en lage register moet de bovenlip in de goede positie blijven staan.

  • Het is de onderlip (de spierbal van het embouchure) die de spanning op de bovenlip, en dus ook de grootte van de amplitude, controleert. In het hoge register zal de onderlip aanspannen waardoor ook de spanning van de bovenlip vergroot wordt. De amplitude wordt door deze onderlipactie verkleind en zijn uitslag wordt hierdoor kleiner en sneller, met als gevolg dat de toon hoger wordt. Bij het bespelen van het lage register dient de onderlip zich te ontspannen, waardoor ook de spanning van de bovenlip afneemt. De amplitude zal zich vergroten waardoor de uitslag van de lipflappen groter en langzamer wordt. De trillingsfequentie van de lucht binnen het instrument neemt af en het geluid wordt lager.

Voor het verkleinen of vergroten van de onderlip en het aanspannen van de onderlip alsmede het sturen van de lucht, is de positie en spanning van de mondhoeken van belang.

  • In de mondhoeken bevindt zich een knooppunt van spieren, dit in tegenstelling tot het centrum van de lippen (en zeker binnen het mondstuk), waar maar heel weinig spieren zich bevinden. Wanneer je de mondhoeken naar buiten toe trekt dan ontstaat er een mooi vlak oppervlak waarop je het mondstuk kan plaatsen. Maar de controle op de amplitude vermindert sterk en de flexibiliteit van het embouchure verdwijnt. Bovendien wordt het geluid erg plat en dun en de kans op insnijding erg groot. Als je de beide mondhoeken sterk naar binnen toe beweegt dan ontstaat er een soort kussen van lipweefsel en spieren waarop je het mondstuk kan plaatsen. Hierbij echter beweegt het lipweefsel zich van de tanden af en zal niet de noodzakelijke steun ervaren die door de tanden gegeven kan worden. De bovenlip heeft dan de neiging om in het mondstuk te kruipen en hierdoor wordt het geluid oncontroleerbaar.

 

Het naarbuiten trekken van de mondhoeken wordt smile-embouchure genoemd, en het sterk naar het lipcentrum toe bewegen van de mondhoeken wordt pucker-embouchure genoemd. Ook het in vertikaal opzicht bewegen van de mondhoeken heeft invloed op de vorm van het embouchure, immers als je de mondhoeken naar beneden toe beweegt dan zal de onderlip opbollen en zo de amplitude verkleinen. Het verdient echter aanbeveling om er naar te streven deze vertikale beweging zo minimaal mogelijk te houden.

Het correcte embouchure houdt het midden tussen het smile-systeem en het pucker-systeem, maar neigt iets meer naar het pucker.

Het aanleren van een goed embouchure is een moeilijke zaak, veel van de verschillen die ik in het bovenstaande besproken heb zijn niet waarneembaar omdat ze zich binnen het mondstuk afspelen. Het is dan ook de bedoeling dat de speler, en zeker een beginnende speler, zelf leert ervaren d.m.v. embouchure oefeningen wat de verschillende nuances zijn, en hoe je er (met behulp van een goed docent) je invloed op uit kan oefenen.