Barok

DE BAROK  1600-1750

De barok wordt ook wel het tijdperk van de natuurtrompet genoemd. Vaak vraagt men zich af hoe het mogelijk was om bepaalde passages uit de muziekliteratuur van die tijd op deze instrumenten te kunnen spelen.

  • De 11e en 13e natuurtoon van de natuurtonenreeks te laag. Meest aannemelijk is dat de speelmanier van de trompettisten uit dit tijdperk zó moet zijn geweest, dat zij in staat waren om de onzuivere tonen door middel van lipspanning te corrigeren. De souplesse van hun embouchure moet ook wel nog beter zijn geweest dan tegenwoordig. Zelfs zo groot dat de muzikanten de natuurtonenreeks met een halve toon konden verlagen. Ook Bach schreef later tonen voor, die niet in de reeks lagen.
  • De trompettist D. Speets gelooft weinig van dit embouchure-verhaal en schrijft in zijn boek "De Trompet" dat deze Clarino-partijen, de hogere trompetstemmen, gespeeld zijn op Zinken. Dat is een houten blaasinstrument in de vorm van een klarinet, aan de bovenkant voorzien van zes gaten. Het instrument werd aangeblazen met een trompetmondstuk van hout of ivoor, met leer overtrokken.

Er waren 3 soorten zinkenl, nl:

1.De rechte Zink.

2. De gebogen Zink.

3. De Baszink (de Serpent: deze was in 1560 uitgevonden door de Priester te Auxerre.

Vanwege hetzelfde mondstuk van de natuurtrompet en de zink verondersteld Speets dat de zink door trompettisten werd bespeeld. De omvang van de zink in D was van g tot c´´´. In dit bereik werden de clarinopartijen vaak geschreven. Ook het vóórkomen van trillers doet vermoeden dat Speets gelijk heeft, maar echt zeker weten zullen we het nooit.